Ik houd niet zo van liften, vooral omdat ik niet graag vreemde mensen om een lift vraag. Wat toch wel een soort voorwaarde van liften is. En toen, op de fietstrail richting Lanesboro, ontstond het idee om de dag erna met onze twee fietsen en karretje een dag lang ons geluk te beproeven. Er was hevige reden voorspeld, we hadden net drie pittige dagen door de heuvels van Wisconsin achter de rug en bovendien lag er een in potentie zeer fijne slaapplek in Okoboji, Iowa op ons te wachten, zo’n tweehonderd mijl verderop aan een groot meer. En daar zouden we best een extra dagje willen blijven. En aangezien een op de drie Amerikanen in een veel te grote pick-up truck rondrijdt moest het helemaal goed gaan komen.
Toen het idee naar een plan begon te neigen, passeerden we een oudere man op een racefiets. Hij schrok en riep iets dat we niet verstonden. Even later, toen we een reep stonden te eten, passeerde hij ons.
‘Where are you going?’
‘Seattle’.
‘Good luck’.
En weg was ie. Weer later stond hij midden op de weg. We stopten en raakten aan de praat. Hij was ook onderweg naar Lanesboro, zijn wekelijkse tripje, en hij stapte hier altijd even af om het arendsjong te bekijken daarboven in dat nest. Hij vroeg ons wat de volgende etappe zou zijn en wij vertelden over ons plan, dus als hij morgen niks te doen had. Lachend wimpelde hij ons verzoek af. Maar als we zin hadden trakteerde hij ons in Lanesboro op een biertje.
Daar, in the High Court Pub, bekende Glenn dat hij misschien toch wel wat voor ons kon betekenen. Zijn truck kreeg morgen zijn jaarlijkse beurt verderop, maar met een omweg kon hij ons wel tot in Albert Lea krijgen, zo'n honderd kilometer verderop. We spraken om half tien af op Main street. De helft van ons liftplan was al geslaagd voor we goed en wel waren begonnen. Het begon me steeds meer aan te staan. Glenn was een gepensioneerd leraar die nu een kleine organische varkensboerderij runde. Maar hij had zijn vrouw beloofd ze binnenkort te verkopen zodat ze op reis zouden kunnen. Zijn vrouw was graag meegereden, maar ze kon niet, dus namen we een foto.
Ruim een uur later stonden we op een truckstop in Albert Lea. Halverwege en het was nog niet eens middag. Met een beetje geluk waren we rond drieën in Okoboji. En toen begonnen we. Eerst nog wat aarzelend, maar naarmate de tijd verstreek steeds zakelijker, stortten we ons op de tankende truckbestuurders. We scanden de auto (was hij groot genoeg, met niet te veel spullen en niet te veel mensen) en liepen dan, zodra de bestuurder was uitgestapt, met een verontschuldigende glimlach op hem af. Eerst begon ik nog met praatjes - how are you? - maar niet veel later was de eerste vraag direct en to the point ‘are you going west?’ En dan zei de bestuurder meestal nee. Want die ging naar het noorden, of het zuiden. Maar als wel, dan had hij ons graag meegenomen. En de paar die wel naar het westen gingen hadden dan weer geen zin in lifters, of reden in een bedrijfsauto, of ze hadden niet genoeg plek, of, of.
Vijf uur en twee verplaatsingen later - we stonden inmiddels op een kleiner tankstation, dichter bij highway 90 die onze potentiële lift zou berijden - stonden we op het punt het op te geven. Dan maar een motel boeken en morgen de overgebleven honderd mijl fietsen naar Okoboji. Dan maar geen extra dagje aan het meer. Onze verzoeken werden steeds iets smekender, twintig mijl zou echt ook al heel fijn zijn, maar niks hielp. De liftdag, die zo goed was begonnen, leek een langzame dood te sterven op dit steeds rustiger wordende tankstation. Ik was vermoeider dan na een lange dag fietsen.
En toen waren daar Larry en Joy. Ja, ze gingen naar het westen, hoezo? Okoboji? Daar woonden ze. Of niet precies, maar in het dorpje ernaast. En natuurlijk, als we het niet erg vonden om op de achterbank te zitten. En zoals wel vaker deze reis keken Bas en ik elkaar vol ongeloof aan. ‘Do you believe in God?’ was het eerste dat Joy vroeg toen we zaten. ‘Well now we do’ gaf Bas als antwoord. Ze waren helemaal niet van plan om te stoppen, ze hoefden ook niet te tanken, maar Joy is verslaafd aan Mountain Dew light, dit moest dus wel een wonder zijn. Een redenering die we enkel konden beamen.
Larry was heftruckchauffeur in de fabriek waar ze slingshots - een soort driewielige motors - bouwen. Hij was altijd in zijn geboortehuis blijven wonen en belde zijn moeder in het verzorgingshuis elke dag om half zeven. In de auto gebruikte hij de stembediening. DIAL MOM. DIAL MOM. MOM. DIAL MOM. DIAL DOROTHY. Na tien minuten had hij haar aan de lijn. WHERE ARE YOU? WERE DRIVING. DRIVE SAFE. OKE. OKE. BYE. Joy kwam net uit het ziekenhuis, maar waarom ze daar was werd niet helemaal duidelijk. SHE HAS TO WORK ON SOME THINGS BUT IT WILL BE ALLRIGHT schreeuwde Larry tegen zijn moeder. Joy vroeg bij welke kerk we zaten. Dat we bij geen enkele bleken te zitten vond ze helemaal niet erg, ze kende allerlei mensen die niet geloofden. Het belangrijkste was om mensen geen pijn te doen. Ze begon over euthanasie - veel mensen beginnen over euthanasie als we zeggen dat we uit Nederland komen - dus vertelde ik over mijn stiefvader die euthanasie had laten plegen, waarna Larry vroeg of ik ook broers of zussen had.
En hadden we misschien zin om mee te gaan naar de Dairy Queen? Larry hield van alle fastfoodrestaurants, maar deze was zijn favoriet, want hij was het goedkoopst. Voor vijf dollar had je een compleet menu inclusief softijsje. En het softijsje kreeg je als eerst. Toen we bijna wegreden kochten Bas en ik snel een Dairy Queen taart omdat Larry zondag jarig was, die werd ontvangen als het volgende wonder. Vervolgens reed hij ons nog langs de slingshotsdealer voor een foto en toen door naar ons slaapadres. En daar, op de oprijlaan van een prachtig groot huis vlak aan het meer, toen we net wilden uitstappen, pakten Larry en Joy onze handen en begon Larry een gebed. Hij dankte God dat ze ons hadden ontmoet en voor de maaltijd die we samen hadden genuttigd en hij vroeg hem om een veilige doortocht naar Seattle. Amen. Toen we uitstapten en Larry en Joy voor de laatste keer bedankten zag ik dat de taart, die een ijstaart bleek, al behoorlijk begon te smelten. Ze reden weg naar het dorpje verderop. Wij belden aan voor onze volgende ontmoeting.