Toen Bas een medejournalist en tevens fanatieke fietser vertelde over onze trip, ergens in maart aan een bevroren meer in Siberië, was de eerste vraag die de man stelde: ‘Zijn jullie ook in staat apart van elkaar te reizen?’ Hij had al behoorlijk wat fietsverhalen gelezen en die gingen altijd over de fietsen, het landschap, de ontmoetingen onderweg, maar nooit over de vraag hoe het eigenlijk is om met -in dit geval- zijn tweeën een lange en - fysiek - zware tocht te maken. Hij miste het psychologische aspect. Bas antwoordde dat hij vooralsnog geen problemen voorzag, maar dat hij ons - mij - daar zeker toe in staat achtte. Mocht het ooit nodig zijn.
Een paar maanden later fietste ik alleen door de heuvels van Montana. En zat Bas samen met zijn fiets - de zwarte - in de auto bij Patty en Jaimie naar Whitefish, het stadje waar we een week rust houden. En hoewel de inleiding wellicht anders doet vermoeden was deze tijdelijke opsplitsing niet ingegeven door een slepend conflict, de oorzaak was overwegend fysiek.
Fietsend tussen Livington, Montana en de opgezochte camping in Three Forks, zo’n honderd kilometer uit elkaar, kreeg Bas last al vrij snel last van koud zweet. En na even later een laatste heuvel opgelopen te zijn was het klaar, het ging simpelweg niet meer. Vandaag zou er niet meer gefietst worden. Een lichte zonnesteek, of toch op zijn minst oververmoeid op een tamelijk verlaten weg halverwege nergens. En niet voor het eerst bleek het een zegen dat er hier in Amerika zo belachelijk veel trucks rondrijden, het lijkt wel alsof iedereen constant grote partijen bouwmateriaal aan het verslepen is. Nadat we Dave de situatie hadden uitgelegd wilde hij Bas eerst geen hand geven – ‘Not contagious? Well that’s what al the girls say’ - maar hij wilde hem best afzetten bovenop die heuvel, leg die fiets maar op het hout achter in de truck. En vanaf daar hoefden we alleen nog af te dalen tot in Bozeman.
In Bozeman, een levendige studentenstad ingesloten door de Rockies, konden we via via terecht bij Patty en Jaimie. Een stel van rond de zestig, beide werkzaam op de ambulance, dat deed aan hiken, mountainbiken, vissen en jagen. Kortom, alle dingen die je doet als je in Montana woont. We konden zolang blijven als we wilden, of in ieder geval tot het weekend, dan zouden ze naar Glacier National Park rijden om een paar dagen te kamperen. Vlakbij Whitefish was dat. We aten antilopeburger - de vriezer lag vol met zelf geschoten hert, zelf gevangen zalm en zelf geplukte bessen - en gingen vroeg naar bed. De volgende dag sliep Bas uit om direct na het ontbijt aan zijn eerste middagdutje te beginnen. Patty en ik stonden vroeg op om een stuk te gaan mountainbiken, tegen een berg op en neer een uurtje rijden van huis. Ze verontschuldigde zich dat ze wat langzamer ging, sinds twee jaar had ze een nieuwe heup en bovendien was ze wat vermoeid van de drie toppen die ze deze week al had beklommen. Op de terugweg stond AC/DC op.
Die avond ontstond het plan. Als je ruim anderhalve maand samen onderweg bent, elke nacht samen in een tent, op motel, of in een logeerkamer hebt geslapen ligt het direct niet voor de hand, maar het leek meteen de juiste oplossing. Bas zou meerijden met Patty en Jamie en ik zou in drie dagen naar Whitefish fietsen. We ruilden van fiets, de rode met klassieke bepakking leek ons handiger om in je eentje op rond te fietsen - al mistte ik vrijwel direct het harde zadel van de zwarte, het was een beetje alsof ik drie dagen op een iets te zacht matras lag - en wensten elkaar een behouden vlucht.
En terwijl ik in mijn eentje op de fiets zat voelde ik pas echt de impact van dag in dag uit met elkaar op pad zijn. Een paar dagen was het alsof ik nergens rekening mee hoefde te houden. Fietsen, aankomen, tent opzetten, eten en slapen. Dat was het wel zo’n beetje. Ik kon de tegenwind vervloeken zonder rekening te houden met Bas zijn gemoed, ik kon overal stoppen zonder me af te vragen of hij daar wel op zat te wachten, uren doorfietsen zonder te informeren of alles nog goed ging, een tentplekje uitkiezen zonder overleg en ik kon mijn matje schuin leggen voor extra beenruimte. Bovendien bleken mensen nog eerder contact te leggen met de eenzame reiziger. Ik werd uitgenodigd voor eten, kreeg zittend voor mijn tent koude blikjes bier aangereikt en toen ik uit stilstand omviel - niet op tijd uit mijn pedalen geklikt, het sufste ongeluk dat elke fietser wel eens mee heeft gemaakt - stond er direct een vrouw met zalf en pleisters klaar om mijn geschaafde elleboog te verzorgen.
Het was heerlijk. En ook een beetje saai.
Naast de ijsjes die ik onderweg bestelde, voerde ik mijn enige gesprekken met mensen die ik net had ontmoet. En als je op reis bent hebben die gesprekken de neiging om nogal op elkaar te lijken. Waar kom je vandaan en waar ga je naartoe. Ik ben ook wel eens in Nederland geweest. Amsterdam is zeker een mooie stad. Montana is ook prachtig. Wel anders ja. Het gaat niet direct de diepte in zeg maar. En daar ligt precies de sleutel tot een succesvolle trip, op psychologisch vlak dan.
Want je gaat rekening met elkaars behoeften moeten houden en je gaat je aan jezelf irriteren omdat je vindt dat je teveel rekening houdt met de ander en je gaat je aan de ander irriteren als hij weer eens hetzelfde verhaal op de verkeerde manier vertelt en je gaat nachten slecht slapen en je gaat moe zijn en geen zin hebben en boos zijn op niemand in het bijzonder maar omdat hij nou eenmaal het dichtst in de buurt is op de gene die naast of een paar honderd meter voor of achter je fietst en waarvan je alleen maar kunt raden wat hij allemaal aan het denken is op dit moment. En dan is het belangrijk om het daar ’s avonds bij het eten over te hebben, als je allebei gedoucht en wat tot rust gekomen bent. Over hoe je de dag hebt ervaren, wat goed ging en wat je morgen anders zou willen. Als we dat niet deden hadden we misschien al veel eerder ons eigen pad gekozen.
Goed, tot zover mijn welgemeende relatieadvies.
Aangekomen in Whitefish stond Bas me uitgerust en wel op te wachten, terwijl het tourpeloton net Parijs binnen was gefietst.
‘Groenewegen heeft hem gepakt’.
‘Echt? Heb je het gezien?’.
‘Nee, ik lees het net, maar laten we de samenvatting kijken’.
‘Is goed, ik stap eerst even snel onder de douche’.