We hebben er eigenlijk geen tijd voor, maar terwijl we de Verenigde Staten doorkruisen en constant nieuwe mensen ontmoeten, proberen we ook af en toe nog wat te fietsen. Natuurlijk nemen we geregeld een dagje vrij, of regelen we een lift, maar in principe zitten we elke dag zes tot acht uur op het zadel en leggen we tussen de zestig en tachtig mijl af, oftewel ruim honderd kilometer. Met wisselend succes, dat moet gezegd, wat dat betreft is het net het leven.
Dat succes is min of meer afhankelijk van drie factoren. Allereerst de algemene omstandigheden. De windrichting drukt nogal eens zijn stempel en wat deze betreft, zo weet iedere Amerikaan ons te vertellen, gaan we precies de verkeerde kant op. Al hebben we nu reeds twee dagen de wind in de rug, wat de sfeer enorm ten goede komt. Heuvels zijn er ook meer dan verwacht, wij hoorden van een aantal mensen dat het tot de Black Hills, een voor de indianen heilig gebergte in South Dakota, waar ze in 1941 zijn begonnen met het uithakken Mount Rushmore, wel ongeveer vlak zou zijn. En als wij te horen krijgen dat het vlak is dan verwachten wij ook dat het vlak is. Maar deze mensen bleken helaas nog nooit in Nederland te zijn geweest.
En de ondergrond maakt veel uit. De trials die speciaal voor fietsers zijn bedoeld zijn erg fijn vanwege het autovrije deel, maar meestal bestaan ze uit gravel, wat weer niet zo lekker fietst.
Daarnaast is onze eigen gesteldheid een zeer belangrijke factor. Onze benen worden almaar sterker, wat er niet alleen gewoon goed uitziet, maar wat ook te voelen is. Onze knieën spelen minder snel op en de volgende helling is steeds iets minder angstaanjagend. Een slechte nacht kan aardig wat roet in het eten gooien, net als dat ene extra biertje de avond ervoor. Fietsen blijkt een nogal fysieke bezigheid, waarvoor je in goede doen moet zijn. Het goede nieuws is dat we alles kunnen eten. Wat dat betreft is het prettig fietsen door de Verenigde Staten, waar het nogal makkelijk is om alles te eten. Ik heb nooit op calorieën gelet, tot deze trip, en ik ben vooral bezig zoveel mogelijk calorieën binnen te krijgen, in welke vorm dan ook. In Indiana waren we een dag - vlak en met tegenwind - begonnen met te weinig eten in onze tas en naarmate de dag vorderde kwamen we maar geen supermarkt of benzinestation tegen. Uiteindelijk hebben we, compleet leeg gefietst, een man die zijn gras stond te maaien - volkssport nummer een, Amerika zal waarschijnlijk zijn vergaan voor ik het eerste niet gemaaide gazon tegenkom - om iets te eten moeten vragen. Het werd een vrij droge boterham met pindakaas. Ik had er nog wel vijf gelust.
En dan zijn er de fietsen. De fietsen die langzaamaan steeds meer een reisgezel beginnen te worden. We hebben er twee. De 28inch STEEL RIDE met Shimano STX hydraulische schijfremmen, Shimano LX derailleur versnellingen en klassieke Ortlieb fietsbepakking, ook wel ‘de rode’ genaamd. En de 26inch STEEL RIDE, met dikkere ballonbanden, Magura HS33 hydraulische velgremmen, Rohloff 14 versnellingsnaaf en Topeak Bike Packing fietsbepakking, inclusief Topeak Journey met bijgeleverde tas trailer - een karretje met een vlaggetje - die ook wel ‘de zwarte’ wordt genoemd. Bas en ik zijn ongeveer even lang en dus kunnen we wisselen. Wat we ook doen. Al moet ik zeggen dat ik de laatste twee weken met veel plezier op de zwarte heb doorgebracht.
Bas en ik hielden al langer van fietsen, maar wat betreft toerfietsen - en zeker de technische kant - zijn we nog onervaren. Dat betekent dat we veel bijleren. Onze eerste vijf dagen tussen Washington en Pittsburgh waren over gravelwegen en bospaden, wat al extra belastend is voor een fiets, en bovendien waren we bovendien nog wat zwaarder beladen. Na twee dagen begon Bas’ fiets - de rode - steeds meer te wiebelen, wat eerst vooral irritatie opleverde, tot we bedachten dat we misschien eens moesten kijken wat er mis zou kunnen zijn. De spaken van het achterwiel bleken behoorlijk los te zitten. Ik haalde de spakenspanner tevoorschijn en ging aan de slag, zonder enig idee wat ik precies aan het doen was. Ik had in een Youtube filmpje gezien dat je op die manier een slag uit je wiel kon krijgen, bij mij gebeurde vooral het omgekeerde. Dus ik begon op goed geluk aan de spaken te draaien tot ze allemaal weer vastzaten en ik het gevoel had dat het wiel redelijk recht was. Hij liep in ieder geval niet meer aan. Twee dagen later brak de eerste spaak. De man in de fietsenwinkel vroeg zich af wat er met het wiel was gebeurd - ik mompelde iets richting grond - verving de spaak en probeerde het wiel zo recht mogelijk te krijgen. Maar een week later was het weer raak. Drie spaken gebroken. De fietsenmaker in Chicago stelde voor om het hele wiel van nieuwe spaken te voorzien, omdat het vaak zo is, dat als er inmiddels spaken zijn gebroken, het heel moeilijk is het hele wiel weer goed te krijgen. Sindsdien loopt hij als een zonnetje. We spraken Berend van Loon van Snel fietsen, de papa van onze fietsen zeg maar, hierover en die vertelde dat het gebruikelijk is om een fiets na zo’n vijfhonderdkilometer een servicebeurt te geven om dit soort dingen te checken. Oftewel, zorg dat je, als je een grote trip gaat maken, je fietsen op tijd hebt, om ze voldoende in te rijden. Gratis tip.
Langzaam leer je steeds beter de geluiden die je fiets maakt herkennen. Leer je een gebruikelijk kraakje van een verontrustende piep onderscheiden. En leer je om direct af te stappen als iets niet helemaal goed voelt of klinkt. Zo ben ik op de zwarte te lang doorgefietst terwijl hij aanliep - iets wat ik zeer gewend ben van mij stadsfiets - waarna bleek dat een uitsteeksel van de velgrem een soort geultje in de buitenband had gegraven. Ik was blij dat we er op tijd bij waren - en heb vervolgens een uur staan worstelen om die rem opnieuw in te stellen - tot dat we een paar dagen wat extra lucht in de band pompte en hij langzaam begon op te zwellen. De buitenband stond op knappen.
Elke keer als er iets mis is met de fietsen voel ik me eerst schuldig. ‘Jij laat mij op jouw zadel zitten terwijl ik heel Amerika doorga en omdat ik niet goed voor je heb gezorgd ben jij nu kapot’, zoiets. Daarna is er paniek, de reis stopt waarschijnlijk hier, dit was het dan. Vervolgens is er zoiets als - zo stel ik mij voor - de ouder-wiens-kind-is-gevallen-en-huilend-met-een-gat-in-zijn-knie-op-de-stoeprand-zit-stand. Nuchter realisme. Wat moet er gebeuren? Ik ga nu heel rustig de dichtstbijzijnde fietsenmaker bellen. En vervolgens blijkt iedereen, zoals onze hele reis het geval is, ongelofelijk aardig.
Toen we een half uur voor sluitingstijd bij de mannen van Summit City in Fort Wayne, Indiana binnenkwamen met onze bijna gescheurde buitenband - en nog wat andere kwaaltjes- stortten ze zich met zes man op onze fietsen. Binnen twintig minuten was alles geregeld. Halverwege deze pitstop kwam de eigenaar naar ons toe, wat onze maat was en of we liever rood, zwart of grijs wilden. Uiteindelijk hoefden we alleen de materiaalkosten te betalen en kregen we een gratis shirt mee. Omdat ze onze reis zo tof vonden. En onze fietsen.
Sowieso staan ze in elke fietsenwinkel die we aandoen onze fietsen te bewonderen. Vooral de Magura HS33 hydraulische velgremmen zijn een ware attractie hier in Amerika, die hebben ze nog nooit gezien. Ondertussen hopen wij dat onze remblokjes het houden tot Seattle, want anders zit er niks anders op ze te laten overvliegen. ‘These are some nice bikes, what does it means, Snel?’.
‘Well, in English it means quick.’
‘And are you?’
'Well, it’s a name, actually, they’re handmade in Holland, here it says’, en dan wijzen we naar het plaatje op het frame, ‘handgemaakt in Holland’.
‘That’s cool, have a save trip, guys’.
‘We will’.
En we kunnen weer verder.